De Frankische
tijd
Schemertijd. De overgangsperiode van Romeinse naar Frankische tijd.
De Romeinen heersten over onze gewesten tot omstreeks 443 of 455 na Chr.. Naargelang het Romeine leger verzwakte, groeide de vrijheid van de foederati -die overwegend Salische Franken waren- en een grenssecor voor de limes (grenzen) verdedigden, en steeds dieper et hinterland binnendrongen. Het waren ongeciviliseerde Germaanse heidenen die een verdrag (foedus) met de Romeinen hadden afgesloten voor debewaking van de uitgestrekte Belgische provincies, in ruil voor land, geld of andere goederen. De legioensoldaten waren het belangrijkste element in die militaire organisatie. Ze waren vrij talrijk en stonden eerst onder het bevel van legaten en later (4e eeuw) onder dat van een praepositus (provoost), een comes (graaf) of een dux (hertog). In die periode bestonden er ook soldaten-landbouwers, de limitanei, die in vredestijd de grond bebouwden. Andere Germaanse groepen die uit vrije wil naar onze treek kwamen afgezakt waren de gentiles, en de laeti die krijgsgevangenen waren. Deze groepen stonden allen in voor de verdediging van onze gewesten tegen de gewelddadige Germaanse invallen, die reeds vanaf het midden van de 3e eeuw voorkwamen.In 1589 werd te Anderlecht op het Aaveld door een Anderlechtse boer een muntschat gevonden uit deze woelige periode. De zilveren munten droegen de beeltenis van de volgende keizers: Valerianus (+263), Gallienus (+ 268) en Postumus (+ 269). Deze laatste diende in de jaren 262-264 en 268-begin 26 herhaaldelijk oorlogen te voeren tegen de opdringerige Germanen van over de Rijn. In 260 had hij reeds een grote invasie teruggedrongen. In 275-276 werden de Gallische provincies volledig onder de voet gelopen. In 1956 werd bij de aanleg van de Herman Vergelslaan ter hoogte van de Kapellaan een brandlaag gevonden. Deze laag was ongeveer een meter diep gelegen en ca 10 cm dik. Het is niet onmogelijk dat deze stamt uit v.n. periode. De vindplaats aan de Dilbeekkouter stemt trouwens geheel overeen met de vroegste ontginning van de Dilbeekse bodem. Afgezien van de dorpskom kan er aan de Broekstraat in de richting van Anderlecht ook bewoning geweest zijn. Aangezien het maar één vondst betreft moet, met men uiterst omzichtig te werk gaan bij de veronderstelling dat het over een gewelddadig einde door brandstichting gaat. Gezien de constructies uit vakwerk die licht ontvlambaar zijn, kan de oorzaak ook gezocht worden in een gewone menselijke fout. Buiten de muntschat werd te Anderlecht een Romeinse villa gevonden die omstreeks het einde van de 1e eeuw werd gebouwd. De puinen van deze villa bevatten tal van bronzen, ijzeren voorwerpen naast aardewerk. Het is dus niet onlogisch en zelfs waarschijnlijk dat ook Dilbeek deelde in deze Anderlechtse Gallo-Romeinse invloedssfeer. Wanneer de heren van Aa als wereldlijke heersers op het toneel verschijnen, is dit enkel als inpalmers van het Oud-Romeinse dominium, dat samen met Anderlecht en Dilbeek ook een deel van Groot-Bijgaarden en wellicht ook Itterbeek omvatte. De grensparcellering geeft hiervan afdoend bewijs. Vooral de grillige toestand met Itterbeek neemt elke twijfel daarover weg. Het is de voortzetting van een Merovingisch domein gebouwd op een Romeinse nederzetting. Clovis gedroeg zich ondanks zijn Germaanse afkomst nog in alle opzichten als een Romeins keizer.
Brandlaag te Dilbeek gevonden in de H. Vergelslaan Foto: Marcel Leys |
Klik op de foto om te vergroten |
De consolidatie
Op 31 december 406 werd de Romeinse verdediging bij het bruggehoofd Mainz onder de voet gelopen door de Germaanse horden. Vandalen, Sarmaten, Alane, Sueven en Alemannen (ca 100.000) verspreidden zich over heel Gallië. Te Sint-Jans-Molenbeek werd een dubbel wapengraf ontdekt uit het eerste kwart van de 5e eeuw. Dit heeft waarschijnlijk met deze inval te maken. Het betreft twee jonge Germanen die inderhaast in een Romeinse waterput werden geworpen. De definitieve kolonisatie vanaf het midden van de 5e eeuw door de Franken bracht de genadeslag toe aan de Romeinse invloed in onze streek. Geleidelijk veroverden de Franken het ganse binnenland en namen er de macht over. Zij assimileerden zich met de plaatselijke bevolking die reeds overwegend Germaans was. Chlodio (428-ca 448), leider van de Salische Franken, de eerste Merovinger, bezette Belgica Secunda (na 440) en stichtte het koninkrijk Kamerijk, dat hoofdplaats werd van een Frankisch koninkrijk. De Salische Franken worden aanzien als de voorouders van de Vlamingen.
Waar de bewoners van de dorpskern en de gehuchten hun doden begroeven weet men
niet. Het is niet uitgesloten en zelfs waarschijnlijk dat dit gebeurde op de
dries en de plaats waar later de kerk werd gebouwd. Reeds
in de oudheid was bij de Kelten de cultus gebonden aan bepaalde plaatsen o.m.
een berg met bovenop een boom (eik of populier). Te Anderlecht werden meer dan
300 graven ontdekt op een Frankische begraafplaats aan de Bergensesteenweg. Deze
moet ontstaan zijn omstreeks het midden van de 6e eeuw, en werd in
gebruik gehouden tot in de 7e eeuw. De oudste
graven zijn bijzonder rijk aan inhoud. Dat het hier hoogstwaarschijnlijk
gaat om Frankische foederati of gentiles bewijst de grafinhoud. De mannen hadden
hun wapens bij zich, de vrouwen hun sieraden. Naarmate de tijd evolueerde werden
de graven steeds armer. In een ervan werd een ruw kruisteken gevonden. De
bevolking was tot het christendom overgegaan en werd begraven rond de eerste
kapel of kerk. Typisch Romeins is dan wel de begraving, waaruit het blijkt dat
ze reeds geruime tijd in onze streek verbleven, en de
plaatselijke gebruiken grotendeels hadden overgenomen. Het cremeren, de
oorpsronkelijke germaanse cultus, waren zij verleerd.
De Merovingische rijengrafcultuur trad in voege vanaf iets vòòr 500 na Chr. Met
een west-oostoriëntatie. Het is op deze basis dat de Sint-Ambrosiuskerk is
gebouwd. Voordien begroef men de doden volgens een zuid-noord of
noord-zuidoriëntatie.
Twee mantelspelden ca 600, gevonden te Anderlecht